Kris' gedichten van december
Ik twijfel
dat apen kunnen snotteren,
of varkens feesten,
maar dat paarden hobbelen
is heel zeker.
Kippen scharrelen,
rammen stormen
en poezen stoeien
maar of een bij kan dichten
weet alleen een imker.
Er is grote kans
op brullende boeien
wanneer ik mijn taal
laat bloeien
voor jou, websitebezoeker.
Van nieuwe- tot volle maan krijgt zij het klaar
kille rillingen vanbinnen af te wisselen
met vurige sidderingen hier en vooral daar
terwijl hij lustig happend aan haar zit te nibbelen.
Al maar voort duurt het geluk in hun relatie
en ze komen wereldbeschouwend best overeen
omdat zij fameus hoog scoort qua intelligentie
en niettemin een genot is aan zijn elpenbeen.
Met genoeg liefde en toewijding overladen
lopen ze als olifanten met een lange snuit
over vierseizoenen slinger- en hobbelpaden
want zij blazen hun vertelseltje nog lang niet uit.
Sinds virussen ons
zorgen baren
zijn huis en haard
waardige troeven.
Het is wachten
geblazen
om maatregelen
terug te schroeven.
Niet zaniken
en zeuren
maar elkaar
opbeuren.
Eerst waren ze daar, dan hier, geheid,
maanden heb ik me moeten verstoppen
want het giftig slijm is overal, viezigheid,
als in een oude grafkelder vol botten.
De dagen rijgen zich aan elkaar,
ik heb mijn levensstijl gevonden
dat staat vast, meer waar dan raar,
maar die pesterij wil ik finaal afronden.
Ik moet nu naar buiten, hier of daar,
geestvingers strelen over mijn wangen
en ik ben blij dat mijn weinige haar
een frisse wind heeft gevangen.
Zij eten wat de kok schaft, uit de korf zonder zorg,
Zij is zijn gasvlammetje in huis, zijn brandwaarborg.
Zijn mond stroomt over en zijn hart is vol van haar, zeker weten,
wat zij met hem doet heeft hij nog nooit op een klomp horen spelen.
Speel je troefkaart uit, gok niet te veel op klaverenvier.
Sta stevig op de grond, maar laat de droomdeur op een kier.
Pak het aan, ga vooruit en doe je ding, leef op jouw manier.
Derwisj, dans in het rond, draai de muziek op tien en vier.
In de herfst en winter, lente en zomer
zie ik vele bloemen hardnekkig bloeien.
Dan scheuren oude dromen razend over,
waarmee ik mezelf gelukkig wil roemen.
Onhandig verberg ik me voor de lieve God
en aanhoor rustig het betoog van de speelzot:
zoals gij uw eigen staart niet zult nalopen
moet gij de relativiteitswet geloven.
Neem het van mij aan, vier je 50ste niet
een jaar te vroeg zoals ik dat heb gedaan.
Neem het van mij aan, zo is de wet
van de altijddurende luchtigheid van het bestaan:
Je denkt
altijd
één jaar jonger
dan je bent.
In de hoofdstad kom je vandaag best niet, wit-rood sluit het plaats delict af,
oorlog woedt met als resultaat, bloed en rafelig vlees ertussen.
In een poging de oerknal te evenaren, spat mijn wereld uit elkaar,
hanengevechten met als uitslag, weggeblazen naastenliefde en judaskussen.
Niet alles in het leven is goud en glitter,
maar hun liefde is als diamantgeschitter.
De roos spreekt van liefde, de doorns staan voor pijn,
maar haar bladeren van hoop zullen er altijd zijn.
Een vlinder zien ontpoppen is wonderbaar.
Een bij laat zich de nectar smaken,
mooi is het meisje dat ontwaakt.
Het is niet te geloven, maar het is waar!
De wereld hapt naar adem,
zet zich schrap voor wat komen gaat.
God almachtig, hoe is het daar?
Een ster valt uit de hemel,
'k hoop dat geen zonnevlam haar raakt.
Digitaal werd in, de wijzerplaat moest eruit,
vanaf dan was het tot op het cijfer nauwkeurig.
Uren werden minuten, jaren vlogen onwetend voorbij
maar de wijzers lieten zich niet terugduwen.
Dan is het nieuwe even wennen wanneer ik telkens
de secondewijzer voor de grote aanzie.
Te vroeg of te laat, ik maak tijd, zoals God,
en probeer Zijn wijsvinger voor te blijven.
Wij roepen allen net gepast met Kerst hocus pocus pas
en zie hem nu in zijn kribbe liggen, de goede loebas.
Een peulschil zowaar, door zijn lippen te tuiten,
wil hij wel een nieuw jaar met bombarie inluiden.
© EYGEN-BOEKEN.be
Online sinds 25/05/2012
Alle rechten voorbehouden
Versie 12.08
Page update 02/08/2024