Kris' gedachten van december
Wie in 1975 zo oud was als ik, welgeteld 15 aardse jaren, die weet wellicht dat mijn titel refereert naar een liedje van Mud. Ze hebben het over een kat, maar dan een op twee hoge benen. Dynamite, Crazy, Oh Boy, Tiger feet.
Ik woon al meer dan dertig jaar in Hasselt. De eerste 9 jaar woonde ik even buiten de kleine ring. Daar kreeg ik veel bezoek van zwerfkatten die over de daken van huis naar huis liepen. Nu en dan gooide ik er een slof naar. Sorry nog daarvoor. In 2006 ging ik samenwonen in het huis van mijn vriendin, aan de andere kant van de stad. Ook daar slenteren buurtkatten voortdurend voorbij. Vanuit de tuin komen ze, wandelen doodgemoedereerd over de oprit naar de straat en verdwijnen onder een struik, richting buur. Als mijn trouwe huisgenote zo’n kat over het terras ziet gaan, rent ze naar buiten om ze op gepaste manier te begroeten. Ik hou me dan op de achtergrond, want ik ben allergisch voor katten.
In het begin van ons samenwoonproject had mijn trouwe huisgenote een tijgerkat, de kater die Poes heette. Ook al gaf ik Poes soms eten, hij liet mij links liggen omdat hij voelde dat ik hem liever kwijt dan rijk was. Maar ik was wel diegene die de kattenbak leegde. Een stoffig karwei, niet echt iets voor een astmalijder zoals ik, dus Poes verhuisde uiteindelijk naar de ex-man. Maar dat is een ander verhaal.
En dan, op een zonnige oktoberdag in 2023, verschijnt er een kat die veel op Poes lijkt. De kat zit op haar kontje voor het raam, aan de achterdeur, en kijkt naar binnen. Mijn vriendin verwelkomt het dier hartelijk, om niet te zeggen hartverscheurend, alsof een oude vriend is teruggekeerd. Onverwacht loopt de kat over het voetmatje het huis in. De manier waarop ze mijn trouwe huisgenote miauwend naar de keuken volgt maakt ook bij mij herinneringen los. Ik zie het als een reïncarnatie.
Ik weet dat katten kunnen bijten en krabben als hen iets niet zint. Deze kat doet me geen kwaad. Ze kijkt me zelfs aan met die grote gele ogen en die donkergroene spleetpupillen. In het liedje van Mud mag de kat ook binnenkomen, maar ze doet dat stiekem. De associatie met een vrouw maakte Mud al bijna vijftig jaar geleden door haar een stoeipoes te noemen vanwege haar katachtige ogen. De verliefde man is eerst tegendraads, maar dan mag ze toch blijven. Toen kon het nog, maar als ik nu zing dat mijn vriendin flikkert als een neonlamp, ben ik dan vrouwonvriendelijk? Zo krols als een kat is ze soms wel.
Het is duidelijk dat de kat honger heeft als ze langskomt. Mijn vriendin vist al snel iets uit de koelkast op. Met een gekromde rug schuurt de kat tegen de benen van mijn trouwe huisgenote. Die heeft er niets beters op gevonden dan vetrandjes van de ovengebakken hesp te snijden en de kleingesneden stukjes op een bordje te leggen. Het is even zoeken naar een potje voor wat water. Vergenoegd eet en drinkt de kat. In onze eerste opdracht om het kattenopvangbrevet te behalen zijn we met glans geslaagd. Voortaan noemen we haar Snuit.
Snuit komt op willekeurige tijdstippen aan de deur zitten. Soms miauwt ze, klagend. Soms zit ze gewoon te wachten tot iemand de deur opent. Ze loopt meestal rechtstreeks naar de plek waar haar eet- en drinkbakje staan. Ofwel gaat ze op haar inmiddels vaste plekje op de leren zetel liggen, waar we voor de gezelligheid een oud hoeslaken hebben gelegd.
Het duurt weken voor Snuit zich helemaal blootgeeft door zich op de verwarmde vloer uit te rekken. Ze rolt soms op haar rug en maakt capriolen wanneer we een kaatsballetje werpen. Het is geen muis maar het ding beweegt toch onvoorspelbaar genoeg om ervoor door te kunnen gaan. Haar jachtinstincten komen boven en haar aanval kan bliksemsnel zijn. Hoewel, als het balletje haar niet raakt blijft ze het met haar blik stoïcijns volgen.
Ik ben een hondenmens, maar ondertussen ben ik ook een halve kattenmens geworden. Ik kan het moeilijk uitleggen hoe het voelt. Een hond brengt chaos in huis, maar een kat, die zorgt voor rust. En wie nog rustiger wordt dan ik is mijn trouwe huisgenote. Ze fleurt waarlijk op als Snuit ons een bezoekje komt brengen, want blijven slapen, dat lijkt ons een brug te ver. En dat is ook niet correct tegenover het baasje dat misschien reikhalzend naar haar terugkomst uitkijkt.
Als Snuit op de poef springt wil ze wat gezelschap, dan geven wij haar een krabsessie achter de oortjes of onder de kin en krijgen wij daarvoor een aangenaam gespin terug. We smelten elke keer bij het zien van haar snoetje. Wat niezen en tranende ogen neem ik er zomaar bij, wat meer stofzuigen kan nooit kwaad. En het maakt niet uit welke genderidentiteit ze heeft, als zou blijken dat ze geen poes is maar een kater.
Ik reed graag met moto’s. 42 jaar lang was ik een echte Motorcycle Boy. Ik heb genoten van motorritjes her en der in het land en ook daarbuiten, tot ik oud werd en dacht: ik wil niet onderweg sterven terwijl mijn vriendin thuis op me zit te wachten. Dus dat gerace heb ik wonderbaarlijk overleefd. Maar ik rijd ook met auto’s. En ik zie ze graag, naar sommige auto’s kijk ik zoals ik naar mooie vrouwen kijk, soms staar ik zelfs.
Mijn eerste auto moest ik niet betalen, want het was de auto van mijn pa, een Fiat Mirafiori. Hij was na 10 jaar een roestbak geworden, en het logge ding had gewoon geen pit meer, maar toch heb ik er nog 5 jaar plezier van gehad. Mijn eerste zuurverdiende centen stak ik in een Fiat Regata, mijn eigen Greased Lightning. Welgeteld 9 jaar maakte ik de Limburgse wegen ermee onveilig, tot we (de auto en ik) slipten en een stenen brievenbus wegmaaiden. De voortrein stond zo scheef als de sikkel van de maan.
Een Alfa Gtv 2.0 Lusso nam de fakkel over, tot we (de Alfa en ik) in een onoverzichtelijke bocht overkop gingen, toevallig weer 9 jaar later. Gewend zijnde aan de vele paardenkrachten koos ik een Alfa Gtv 2.0 V6 TB, ingevoerd uit Italië, waarmee ik me op de openbare weg op een circuit waande. Menige verkeersovertreding volgde. Na drie jaar hield ik die auto voor bekeken omdat het verbruik veel te hoog lag. Ondertussen had ik een oogje laten vallen op een mooie vrouw en zij reed liever in een zuinige Mazda2 zoomzoom, een diesel. Wat de liefde al niet vermag.
Met al die auto’s heb ik nooit last met de schokbrekers gehad. Een schokbreker gaat blijkbaar 180.000 km mee en dat aantal heb ik nooit bereikt, niet met de 14 jaar oude Mazda2, noch met een naar een motorhome omgebouwde Citroën Jumper 2.5D uit 1999. En nu wil het toeval dat de schokbreker van de Citroën rechtsvoor en die van de Mazda rechtsachter er gelijktijdig de brui aan geven, elk bij zo’n 130.000 km. Had de overheid nooit verkeersdrempels ingevoerd, de amortisseurs van mijn auto’s zouden het veel langer hebben uitgehouden. Met dank aan mijn pa die me dat Franse woord leerde.
Bij de autokeuring kreeg ik voor de Citroën een rode kaart, want met een defecte schokbreker rijden is onverantwoord. De veiligheid van mezelf en andere weggebruikers is daarmee niet gegarandeerd, bovendien is het gedrag van de auto dan onvoorspelbaar omdat de wegligging niet meer optimaal is. Maar mijn trouwe huisgenote en ik hebben te allen tijde een auto nodig, en dus brengt de Mazda ons waar we willen, in afwachting dat hij op Sinterklaasdag naar de garage mag. Helaas schrikken we ons rot bij elke hobbel in de weg. Het metaalachtig geluid dat dan weerklinkt zou ik nooit met een kapotte demper hebben geassocieerd.
Wat doet een schokbreker? Op oneffen wegen dempt hij de schokken en dat heeft een comfortabeler rijgedrag als gevolg, vandaar ook het woord schokdemper. En dat auto’s hydraulische schokdempers nodig hebben bewijzen de meeste Belgische wegen, want zij zijn niet om naar huis te rijden. Stalen veren vangen de klappen op, en oliereservoirs zorgen voor de nodige weerspannigheid zodat de banden op de weg blijven, anders zou de auto als een ouderwetse kinderwagen op en neer wiegen. Ik kan het weten want ik heb in zo’n ding gelegen.
Ook mijn benen werken als een soort schokbrekers. Door de knieën te buigen absorbeer ik de kinetische energie die ontstaat wanneer ik mijn potentiële energie in beweging omzet. Mijn knieën kraken dan dat het een lieve lust is. Telkens wanneer ik meedoe met Nederland in beweging klinkt mijn linkerknie bij sommige oefeningen als een metronoom. Voor zij die geen idee hebben hoe Nederland in beweging blijft: het is een tv-programma waarin Olga Commandeur de kijkers leuke huisgymnastiek bijbrengt. Ik herinner me haar naam uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, toen ze als topatlete meedeed aan de Olympische Spelen.
Af en toe oefent mijn trouwe huisgenote mee. Samen dingen doen vinden we leuk. Onze vriendschap stellen we gelijk met een huwelijkscontract. Een koppel dat een kind verwacht zegt weleens: wij zijn zwanger. Mijn vriendin en ik tellen de jaren op en we zeggen: wij zijn 17. In 2005 zeiden we elkaar een leven toe. Sindsdien proberen we resilient te zijn, zo veerkrachtig als een schokdemper. Dat is wat ons op de grond én op de been houdt, voor zolang de chemie tussen ons werkt. Amor-tisseurs. Tisseurs d'amour. Wij weven liefde tot een roodheet tv-dekentje voor twee.
Ik krabde me in de weinige haren achter mijn oren toen ik een documentaire zag over een gewiekste 17-jarige Amerikaan die vorig jaar ergens in juli verschillende Twitter-accounts van bekende personen hackte en daar veel geld mee had verdiend. Als een onbekende je 1000 dollar vraagt en je daarvoor 2000 dollar wil terugbetalen, dan gaan veel mensen niet op dat voorstel in. Dat kan ik begrijpen. Als Bill Gates dat doet, lijken een heleboel mensen wel in de val te willen trappen. Dat kan ik niet begrijpen.
Het verhaal van de hacker? Hij was als kind al geïnteresseerd in geld. De relatie met zijn ouders en zijn gedrag op school brachten hem ertoe zijn tijd zoveel mogelijk online door te brengen. Dat kon ik nog begrijpen. Met 15 verkocht hij ongebruikelijke gebruikersnamen voor het computerspel Minecraft. Mijn oren begonnen te flapperen. Later legde hij zich toe op sim-swapping en verdiende daar miljoenen dollars mee. Mijn ogen begonnen te knipperen. Ik kon de helft van de uitleg niet volgen en heb een aantal termen op het internet moeten opzoeken.
Nu mij dat allemaal duidelijk is vraag ik me toch nog enkele dingen af. Hoe is het mogelijk dat heel veel mensen zich nog steeds laten vangen met phishing? Want alleen door hun onvoorzichtigheid kan een hacker zijn slag slaan. Tien jaar geleden kreeg ik een mail van een vrouw waarmee ik toevallig was gaan skiën en wier tas was gestolen. Ze vroeg geld om te kunnen terugkeren naar België. Ik geef toe dat ik toen bijna gedaan heb wat ze vroeg omdat ik me niet kon voorstellen dat de mail van iemand anders kwam.
Nu zou toch onderhand iedereen moeten weten dat je niet moet ingaan op voorstellen die te mooi zijn om waar te zijn. Natuurlijk gaan hackers met de tijd mee en proberen ze nieuwe dingen uit, maar ze zullen altijd uit zijn op persoonsgegevens van mensen waarmee ze zich kunnen inloggen op apps of sites waar geld te vinden is. Dus je adres, je telefoonnummer en de naam van je hond hou je beter voor jezelf. Ik heb al enkele jaren geleden me voorgenomen op geen enkel voorstel in te gaan, niet via telefoon, niet via e-mail, niet via sms of via een of andere social media app. Mijn enige voordeel is dat ik weinig vrienden heb die me gunsten komen vragen.
En hoe deed de Twitterhacker het? Hij gaf zich uit als IT-er van Twitter en belde zijn quasi-collega’s om te achterhalen wie zich bezighield met de accounts. Zonder hun loslippigheid was het nooit zo ver kunnen komen. En nog iets. We mogen blij zijn dat hij alleen op geldgewin uit was. Stel je voor dat Joe Biden de wereld laat weten dat Amerika China gaat binnenvallen. Of dat Elon Musk besluit al zijn aandelen te verkopen, wat hij trouwens ook voor een deel met Tesla heeft gedaan. Ik zeg maar iets. Waarmee kunnen Barack Obama en Kanye West de mensheid op stelten zetten? Genoeg, want er is maar weinig nodig om mensen te misleiden.
Neem nu de macht van een journalist. Wat die allemaal uit zijn mouw kan schudden? Niet alles, maar wel veel. Een goede journalist steekt tijd in het natrekken van zijn bronnen. Maar hij moet snel zijn, want de eerste die het nieuws brengt zal bekendheid oogsten. Dus dat natrekken kun je vergeten. En wat kan een goed schrijver teweegbrengen zonder voldoende research te verrichten? Of hoe doe je aan goede research? Het internet kan helpen, maar dan moet je de onbetrouwbare artikels eruit kunnen filteren, en dat is niet zo gemakkelijk als het lijkt. Ofwel pin je je weer vast op wat de boeken in de bibliotheek vertellen.
Ik heb veel boeken geleend en daardoor ben ik ook beter gaan schrijven. Ik probeer zo goed mogelijk waar van onwaar te onderscheiden. Nu ik ouder word heb ik de neiging de gang van zaken aan mij voorbij te laten gaan. Voor mijn part mogen de jongeren de moderne problemen oplossen. Maar liever niet door onmiddellijk te reageren op allerlei onzinverhalen op sociale media en daarvoor op de bres te gaan staan.
Ach, een gemiddeld intelligente mens zal zich alle wetenschap eigen moeten maken en daar zelf zijn verhaal rond breien. Ik stel voor niet meer op kleine schermpjes naar fotootjes van gekke bekkentrekkers of videootjes van idiootjes te kijken maar je eigen verhaal met dat van anderen te vergelijken. Lees een boek, non-fictie én jawel, ook fictieboeken, want veel schrijvers bedden gegarandeerd hun persoonlijke ervaringen erin. Gelijk krijg je nooit, dat geef je.
Ik ga niet zeggen dat de winter eraan komt, want de winter van 2020 heeft helemaal geen indruk op me achtergelaten. In de lente heb ik de planten met rust gelaten, maar in de zomer en de herfst was ik elke week bezig met ze te snoeien opdat de tuin niet zou verwilderen. Een na een kwamen ze aan de beurt: de lavendelhaag aan de straatkant, de beukenhaag langs de oprit, de klimophaag in de achtertuin, en de leibeuken helemaal achteraan.
Op een mooie augustusdag begaf mijn hegschaar het. Ik wist waar het euvel zat, en ik heb geprobeerd ze te repareren, maar natuurlijk kon ik niet zomaar wat onderdelen van dat apparaat bijkopen. In de winkel waar ik hem gekocht had stelden ze voor een nieuw toestel te kopen, omdat de reparatie vast en zeker duurder zou uitvallen. Geen probleem, ik had nog wat vervallen ecocheques liggen die door de coronacrisis een halfjaar verlengd waren.
Sommige planten moet ik snoeien, maar andere zou ik willen uitroeien. Ik kan alle onkruiden niet bij naam noemen, maar ik vervloek ze. Van sommige slaag ik er niet in ook de wortel uit te trekken, waarna zij weer lustig verder groeien en mijn tuin overwoekeren. Elke week weer. En elk jaar komen ze na de winter van heinde en ver aangestoven om mijn tuin opnieuw te bestoken. Ik weet niet hoe het voelt om een mens te vermoorden, maar een plant, ja, dat is voor mij geen probleem. Daar heb ik geen schuldgevoel bij.
Wanneer ik kamerplanten te weinig of te veel water geef, of als ik tuinplanten met de grote middelen te lijf ga, sterven ze zonder tegen te spartelen. Vluchten kan ook niet. Soms slagen ze erin wraak te nemen voor het kwaad dat hun soortgenoten is berokkend. Ik stel me immers voor dat een boom ooit op het dak van de buurman valt nadat diens buurman aan de andere kant zijn treurwilg heeft moeten kappen omdat de afgevallen blaren ervan in zijn goot terechtkwamen. De partner van de boom is in deze misdaad de wind. Ik ben enkel de bedenker van het verhaal.
Het onkruid in mijn oprit is als het nepnieuws op mijn smartphone, facebook en wat al niet meer. Het is niet uit te roeien. ’t Is godgeklaagd, de titels van artikels in kranten of online nieuws-apps ergeren me danig. Een titel als voorbeeld: Groene puppy uit Geel. Zonder het stuk te lezen zou je denken dat de puppy bij de geboorte groen was en dat hij zijn leven lang die kleur zou behouden. Allé, ik heb dat toch gedacht. Wat blijkt na het lezen van dat nieuws? De puppy heeft, voor hij ter wereld kwam, nog even snel in de baarmoeder gekakt. Een wasbeurt had van de puppy weer een aards hondje gemaakt.
Een heleboel journalisten verslaan geen nieuws maar maken het weer nieuw. Ze doen alsof het nieuw nieuws is terwijl ze in hun stukjes enkel terugblikken naar opmerkelijke belevenissen van beroemdheden en minder bekende aardbewoners. Sommige artikels zijn gesponsord en drenken me onmiddellijk in een koopsfeer. Mijn mailbox raakt overvol met berichten die me proberen te overtuigen toch maar te consumeren om de economie draaiende te houden.
Bongo herinnert me eraan dat ik nog een ontbijt aan bed moet incasseren, maar in coronatijd komen ze het niet aan huis leveren, dat moet ik afhalen. Terwijl pakjesdiensten overstelpt worden met bestellingen aan huis. Van Monizze mag ik iets uitkiezen in de Fnac, maar de dingen die ik zoek zijn niet meer in voorraad. Natuurlijk kan ik mijn Edenred ecocheques kwijt bij een heleboel recyclagebedrijven. Vooral kinderen kan ik ermee verblijden, maar ik heb er geen. Black Friday deals kan ik sluiten met Coolblue, ook op donderdagen. Op=op.
De geschenkenjacht kan beginnen. Als consument word ik knettergek. De cadeaubedragen en kortingen vliegen rond mijn oren en ik krijg stress omdat ik niet weet wat ik voor mezelf moet kopen. Ik wacht liever tot ik merk dat ik iets nodig heb dan snel iets te kiezen dat ik uiteindelijk niet zal gebruiken. Ik noem dat vergiftigde geschenken. Maar natuurlijk, ik had er eerder aan moeten denken. Het is binnenkort Sinterklaas en Kerstmis. Heel wat familieleden en kennissen zou ik kunnen verblijden met goedkopere cadeaus. Ik weet zeker dat zij ook zitten te popelen om mij de nutteloze dingen te schenken die zij hebben gekocht met behulp van allerlei dwingende promoties.
Ik zou nog eens een sobere Kerst willen meemaken. In het tuinhuis, halfzittend op mijn ligzetel voor de zomer, met mijn geruite plaid over mijn benen, terwijl ik het laatste boek van Luc Deflo lees bij het licht van een kleine onversierde kerstboom, maar wel met lampjes. Wees gerust, om vijf voor twaalf zal ik dan van mijn tuinhuis terug naar binnen gaan en mijn trouwe huisgenote het mooiste verjaardagscadeau geven dat ze kan bedenken: mijn guitige, alwetende blik waarmee ik haar de eenmalige gelegenheid geef de wereld vanuit een ander perspectief te zien. Nog beter: ik geef dat aan iedereen die dit tot het einde leest.
O ja, met de volgende kortingscode kun je op mijn site 20 boeken gratis en voor niets downloaden: CIRCUS FREAKS AND LIVING CURIOSITIES FROM ALL FOUR CORNERS OF THE WORLD.
Mijn broer vergeleek ooit zijn kleinste meisje met een langdurig aangehouden toon aan het einde van een baspartij. Vele jaren later bevalt haar zus van een meisje dat zich vanaf 6 september 2019 het orgelpunt van de familie mag noemen. Tot het volgende kindje in de familie op de wereld komt, en dat zal niet lang duren want de vrouw van mijn neefje, mijn broer zijn zoon, zal begin 2020 het volgende mispunt baren. Geluk zit in een klein mensje.
Er is weer een weirdo geboren, lieten de spiksplinternieuwe opie en omie via facebook weten. Er komen almaar takjes bij aan onze stamboom. Alleen de tak van mijn trouwe huisgenote en ik groeit niet. Aan de ene kant noopt dat ons een trieste houding tegenover het leven aan te nemen. Aan de andere kant remmen we de bevolkingsgroei af en dat is toch ook een belangrijke zaak.
Terwijl nieuwe mensjes het levenslicht zien sterven mensen door ziektes of ongevallen. Mijn vriendin en ik bidden niet in kerken om kindjes te krijgen maar om hulp te vragen voor mensen die nood hebben aan levenslust terwijl ziektes hen uitmergelen. Op vakantie in Bretagne bezochten we daarom ook de typisch Bretoense kerk van Rumengol. We waren niet alleen verrast door het aantal bezoekers maar ook door het aanbod van votiefoffers. Onze smaken verschillen en dat bleek uit de keuze die ik maakte: een kruisje van drie euro. Mijn vriendin verkoos een kaarsje in een rood potje te branden.
We zijn erg blij dat we dezelfde kijk op de wereld en onze relatie hebben, want anders was het schone liedje al lang geleden gedaan geweest. We schamen ons niet voor ons bijgelovig gedrag omdat het nog geen mens kwaad heeft gedaan. Dat denk ik tenminste. Ik weet het niet zeker, want sinds mensenheugenis trekken mensen ten oorlog voor hun geloof. Wij zijn nu eenmaal eigenwijze wezens. Betweters zijn we, pedanten. We willen de hoofdrol.
Het leven is als toneel, zong Will Tura in 1981. Het is een simpel liedje dat wel de clou van het verhaal bevat: als het gordijn opengaat staan we klaar om toneel te spelen maar we houden ons niet aan de tekst, we improviseren naargelang het uur en de sfeer. Wat Will vergeet te vermelden is dat de twee delen van het schouwspel elk slechts een uur duren, en dan is het gedaan.
De computerkrant beaamt wat ik al langer weet: uit een Amerikaans onderzoek blijkt dat als je je kinderen opvoedt zonder een of andere god op het toneel te brengen, zij vriendelijker zijn en meer empathie hebben voor anderen. Sommige Video streaming bedrijven proberen dezelfde boodschap aan hun kijkers door te geven via tv-series zoals Orange is the new black. De serie verhaalt over de perikelen van vrouwen in een open gevangenis. Aan het einde van de eerste aflevering in het vierde seizoen zegt Red tegen Piper: God does not exist. In de bak en ook daarbuiten niet.
Hoe mensen in de gevangenis terechtkomen is soms heel toevallig en dikwijls raken die opnieuw het rechte pad kwijt. Het lijkt erop dat de harde kern van een mens niet verandert, misschien een beetje door toedoen van een of andere geluk of ongeluk, maar zeker niet door de wil van een ander mens. Mijn vriendin en ik behouden elk onze individuele houding ten opzichte van elkaar en de wereld maar we zijn eensgezind over onze relatie.
We vliegen elkaar weleens in de haren, maar tot een handgemeen komt het nooit. Wij kunnen ons beheersen omdat we weten dat, als je regels overtreedt, de overheid je gepast kan straffen door boetes, vrijwillig werk of het gevang. Dus het blijft bij gevit omdat de ene het altijd beter weet dan de andere. Het lijkt erop dat we elkaar zoveel mogelijk in dezelfde richting willen duwen en sturen.
Op vakantie vinden we het soms niet nodig achter de hoek van een straat te kijken om te weten of er een bezienswaardigheid is. We voelen gewoon aan dat sommige wegen naar nergens leiden en gebruiken dan onze dierbare tijd liever om leukere paden te bewandelen. De beste houding om niet het hoekje om te gaan.
God is a dj, zegt/zingt de frontman van Faithless. Muziek is zijn kerk, waar een goddelijke dirigent met licht en geluid jongleert en dimensies ineenstrengelt alsof het supersnaren zijn. Tijd hoeft die god niet te controleren omdat die dimensie voor mensen in feite niet bestaat. Maar hij beheerst des te meer geluid, om mensen ermee te betoveren, waardoor ze zich lekker in hun vel voelen. Zo zou ik het mogelijke effect van muziek op mensen kunnen uitleggen, maar ik begrijp nog altijd niet zo goed hoe die resonantie tussen geluidsgolven en levende lijven ontstaat. We, mijn trouwe huisgenote en ik, hebben daarom een experiment uitgevoerd.
De harde schijf van onze digicorder dreigde vol te geraken en daarom organiseerden we een binge-watching Versailles. De muzikale begeleiding van de begingeneriek voor die tv-serie komt van M83, een muziekgroep die in 2011 het album Hurry Up, We're Dreaming uitbracht, met als finale nummer Outro (Portugees voor anders). Tijdens de eerste aflevering gaf dat muziekstuk ons kippenvel. Bij aflevering twee lukte dat ook nog, maar bij het vijfde deel voelden we niets meer. Een paar dagen later gaf het liedje weer het gewenste effect tijdens aflevering zes. De magie was er nog en wellicht kwam er enkel een tijdelijke gewenning bij kijken. Het resultaat van het experiment gaf ons echter geen antwoord op de vraag hoe muziek die gewaarwording teweegbrengt.
Ik hoor bij de 1% gulle gevers van Wikipedia en mag dus naar believen het medium van informatie consulteren en die kennis doorgeven. Volgens hen is muziek niets anders dan een verzameling hoge, lage, korte en lange tonen. Blijkbaar zorgen variaties in de tijd van toonhoogte, ritme, geluidssterkte, klankkleur, textuur en stilte voor een speciale beleving. Het wordt kunst als mensen die tonen zodanig schikken met behulp van instrumenten en stemmen dat ze het geproduceerde geluid aangenaam om te horen vinden en ermee het binnenste van anderen beroeren. Het lijkt erop dat mensen muziek maken om een samenhorigheidsgevoel op te wekken. Maar wanneer zijn ze daarmee begonnen?
Wellicht hebben mensen tijdens hun evolutie meer en meer geëxperimenteerd met hun eigen klanken en zijn ze zich bewuster geworden van de mogelijkheid om taal te gebruiken en zelfs om te gaan zingen. Zo'n 50.000 jaar tot 10.000 jaar voor Christus begonnen jagers fluiten van voetkootjes te gebruiken als signaalinstrument. Die fluit evolueerde naar een versie gemaakt uit holle beenderen en met toongaten, waarmee ze complexere muziek maakten die ze zelfs een magisch tintje konden geven, wat ook afgeleid kan worden uit wandschilderingen van dansende mensen en tovenaars die op muziekbogen spelen.
Ik luister meer naar muziek dan ik dans op muziek, hoewel een van mijn favorieten dj Tiësto is. En mijn voorkeur gaat naar composities zonder menselijke stemmen, dus de meeste synthesizermuziek gaat er bij mij wel in. Toegegeven: stemmen voegen soms iets aan een muziekstuk toe, zoals de grunts bij heavy metal. Ik hou van veel genres: pop, rock, hardrock, gothic, metal, dance, techno, new age, Keltisch, panfluit, doedelzak en gregoriaans. Anderen luisteren naar rap, hiphop, rhythm & blues, klassiek, jazz, musicals en a capella. Oudere mensen horen liever schlagermuziek, hits van hier in het Nederlands, of hits uit la douce France in het Frans. Sommigen zullen enkel opfleuren bij het horen van Irish drinking songs. Muziek is niet alleen van alle leeftijden maar ook van alle tijden. En dan vraag ik me af op welke unieke manieren mensen hun muziek bewaarden?
Het kan niet anders of ze hebben hun liedjes lange tijd mondeling doorgegeven, waarbij hun brein als gegevensdrager fungeerde. Vanaf de 8ste eeuw na Christus schreven ze hun muziek op perkament via het neumenschrift, en later noteerden ze muzieknoten en notenbalken op papier in de vorm van een partituur. Maar daarmee werd enkel de manier waarop ze de muziek moesten spelen vastgelegd, niet de muziek zelf. Tot 1948, toen zag de grammofoonplaat officieel het daglicht. Ik herinner me dat mijn ouders in de jaren zestig LP's van Vicky Leandros, Mireille Mathieu en James Last oplegden. Ik denk dat die toen 200 Belgische Franken kostten. En ik kocht minder dure singles zoals die van Peter Orloff en Peter Maffay. De data zat vastgebakken in de vinylplaten, en de naald speelde de rol van cursor terwijl de Dual HS141-platenspeler het werk van een computer geweldig goed voordeed.
Langspeelplaten en singles waren een tijdje heel populair, tot in 1963 de vestiging van Philips in Hasselt de muziekcassette introduceerde. Op zo'n cassette nam ik liedjes op die via de radio werden uitgezonden, vooral liedjes uit de Veronica top veertig en latere versies daarvan. In 1982 bracht Philips opnieuw een geweldig product op de markt: de cd. De digitale muziek was geboren. Over een tijdspanne van 20 jaar kocht ik er meer dan vierhonderd. Ik herinner me niet meer hoeveel een cd in die tijd kostte, maar het moet een kostelijke zaak zijn geweest.
Anno 2018 verzamel ik mijn muziek op geheugensticks en harde schijven. Mijn discotheek bestaat uit iets meer dan 10.000 liedjes en ik hoor at random muziekstukjes terug die ik al decennia niet meer heb beluisterd. Mijn muziekcassettes heb ik enkele jaren geleden naar het containerpark gebracht, en mijn cd's liggen op zolder naast mijn videocassettes, om misschien nog ooit als back-up te dienen. Voortaan zing ik: My computer is a dj.
Muziekidolen van de eenentwintigste eeuw zijn als goden, nog grootser dan die van de twintigste eeuw toen de Beatles de wereld veroverden. Zij zijn mijn pioniers omdat zij in hetzelfde jaar geboren zijn als ik: 1960. Van de muziek daarvoor ben ik verstoken, maar muziek van de jaren 60 tot 90 blijft voor mij het meeste bij. De opkomst van de elektronische muziek heb ik gelukkig wel meegemaakt. Nog steeds word ik blij als ik de oude rotten van weleer op hun synthesizers hoor tokkelen: Michael Garrison, Vangelis, Alan Parsons Project, Kraftwerk, Tangerine Dream, Mike Oldfield en Jean-Michel Jarre. De muziek van de laatste doet me nog steeds dromen van een klank- en lichtspel… op de maan.
Ik ben kalm en rustig van aard, en dan lijkt het voor mensen die me kennen niet zo logisch dat ik ook de hardere muzieksoorten beluister. Dat doe ik sinds 2005, toen ik Within Temptation, Sirenia en Dream Theater ontdekte, en finaal hebben Rammstein en Paradise Lost het metalgen in mij actief gezet. Sommigen zullen het veeleer lawaai noemen, maar muziek is niet alleen melodie, ook ritme speelt een grote rol bij de beleving ervan. De afwisseling van symfonische muziek met harde gitaren en slaginstrumenten hebben wel degelijk invloed op mijn brein, dat nazindert alsof ik net in een raket ben weggeschoten… richting Mars.
Door hun mp3-spelers en smartphones kunnen mensen nu overal muziek beluisteren. Dat betekent dat ze niet meer zo sociaal zijn. Ze zonderen zich af om zich in een virtuele wereld onder te dompelen, want zij kunnen nu zijn waar en wat ze willen, zonder zich te moeten verplaatsen of identificeren. De uitvinding van de slimme telefoon heeft weinig goeds gebracht. Bedankt Steve Jobs. Nochtans zegt mijn iPhone me wekelijks hoeveel procent ik hem meer of minder heb gebruikt, alsof hij mij wil aansporen niet te overdrijven in het gebruik van zijn diensten. Daarom neem ik me voor het ding af en toe eens thuis te laten om te zien welke interessante wegen ik dan zal bewandelen.
In plaats van muziek van Spotify, iTunes en andere streaming diensten af te halen, blijf ik muziek verzamelen om die binnenshuis in mijn luie zetel te beluisteren. Als ik rondkijk zie ik veel mensen met oortjes in, in de trein, op de fiets, al wandelend. Ze zijn allemaal onderweg naar nergens, luisterend naar niets, want op pad lijkt muziek op muzak.
Nerd is een term met een negatieve gevoelswaarde voor een introverte mens die zijn sociale hoedanigheid onbelangrijk vindt en liever met mathematiek, fysica en computers goochelt. Het lijkt erop dat ik ook een nerd ben, want ik volg zelden een modetrend omdat ik weet wat ik leuk vind en wat niet. De ruimte bijvoorbeeld, die is helemaal gaaf en ik wil per se weten hoe ze in elkaar steekt. Dus alle wetenschap daarover zuig ik op als een spons.
Ik voel me als de sympathieke professor Brian Cox die op BBC programma's presenteert om de gewone mens duidelijk te maken hoe bijvoorbeeld de tijd vertraagt als je heel snel beweegt. Ik voel me ook een beetje als Lieven Scheire, een bekende Vlaamse tv-presentator die zijn fysicastudies niet heeft afgemaakt. Als hij zichzelf bij de klasse van de nerds telt, dan wil ik er ook wel een zijn. Zeker nadat hij tijdens een uitzending op één de relativiteitstheorie van Einstein in enkele eenvoudige stappen uit de doeken heeft gedaan.
Dat de lichtsnelheid hoog en constant is, 300.000 km/sec, dat wist ik. Niets kan sneller. En ik zie me ook niet binnen de kortste keren zo snel naar een planetenstelsel heel ver weg reizen. Sneller dan het geluid, 0,3 km/sec, dat zou nog hebben gekund als ik als job gevechtspiloot in de luchtmacht had gekozen. En ik had slechts een astronautencursus moeten volgen om in een Spaceshuttle tegen een snelheid van 7,5 km/sec de aarde te mogen omcirkelen, tenminste als de shuttles niet waren afgedankt.
Het snelst was ik ooit op een motorfiets: 0,076 km/sec. Dat was levensgevaarlijk, geef ik nu wel toe. Maar mijn voertuig werd niet korter en mijn familie en kennissen waren geen 20 jaar ouder geworden na mijn rondrit van slechts enkele uren. Ik heb begrepen dat ik enkel tegen de lichtsnelheid angstaanjagende veranderingen van lengte en tijd kan waarnemen. Correcties hoef ik dus zeker niet toe te passen wanneer ik me op een gezapig tempo door de stad verplaats, sneller dan 0,008 km/sec mag ik daar toch niet rijden.
De Nederlander Lorentz Hendrik goot de verandering van een beweging in een formule, gesymboliseerd door de Griekse letter gamma, ook wel de Lorentzfactor genoemd: gamma=1/vierkantswortel(1-v²/c²) waarbij v je snelheid is en c de lichtsnelheid. Omdat mijn dagdagelijkse bewegingen verwaarloosbaar zijn tegenover de lichtsnelheid zal gamma bijna gelijk zijn aan 1 waardoor afmetingen en tijd voor mij altijd hetzelfde blijven. Slaag ik erin zo snel als het licht te reizen, dan corrigeer ik beter mijn berekeningen met de formules L=L/gamma en T=T*gamma. En als ik rekening houd met het feit dat dan niets meer tegelijk gebeurt, dan klopt de formule van Lorentz nog steeds.
Dat Lieven Scheire ook een komisch talent heeft (Neveneffecten) was meegenomen, het maakte de tv-uitzending een frivool tijdverdrijf. Want misschien geef ik de meeste zin aan mijn leven door de tijd te doden. En daarom houd ik me vooral bezig met dingen die er niet toe doen. Maar aan de hand van Lievens toelichtingen kan ik nu veel beter uitleggen wat Einstein feitelijk wilde vertellen, dat de natuurwetten zich altijd gedragen in relatie met de waarnemer. En dat heet relatief. Trouwens, alle kennis is relatief. Alles.
Als waarnemer vul ik mijn werkelijkheid in en maak ik mijn eigen stellingen. Maar ten opzichte van een andere gemeenschap levert dat natuurlijk heel andere wetten op. En wat komt dan om de hoek kijken? Tolerantie. Ik ben al bereid om dingen te verdragen die me ergeren. Nu jij nog. Welkom in Nerdland.
Mijn schrijven van vorige maand heeft geen soelaas geboden. Er zijn geen boeken besteld en dat wil zeggen dat toevallige surfers niet op zoek waren naar interessant leesmateriaal maar naar goedkoop vertier. Mijn belofte om in dit geval mijn site op te doeken moet ik echter intrekken. Behalve vliegen met mijn drone is dit mijn enige uitlaatklep. Waarom zou ik er de brui aan geven als ik er emotionele bevrediging uit win?
Dat ik geen boekbestellingen binnenkrijg wil niet zeggen dat er geen lezers zijn. Ik vergelijk het met het SETI-project. Al jaren zoeken wetenschappers naar intelligente signalen uit de wijde omgeving van de aarde in de hoop er een levensteken van buitenaardsen uit te kunnen destilleren. Dat dit sein niet aankomt wil niet zeggen dat er geen ruimtelingen bestaan. Misschien kunnen we beter het dataverkeer omkeren. Laat de aardbewoners met hun smartphones en tablets allerlei berichten en beelden de ruimte in sturen en misschien ontvangen we binnenkort een korte reactie zoals: vind ik leuk.
Ik ben mijn ei nog lang niet kwijt en daarom blijf ik potentiële bezoekers bestoken met mijn eigengereide mening over ditjes en datjes in de hoop gelijkgestemden of -gezinden te vinden. Mijn doel is me nooit helemaal alleen op de wereld te voelen, ook al kan ik heel goed mijn eigen plannetje trekken. Alleen zijnde voel ik me niet eenzaam. Ik heb nooit behoefte gehad aan sociaal contact. Mijn hobby's namen genoeg tijd in beslag om geen tijd te hebben voor menselijk contact.
Als vijftiger begrijp ik dat al mijn bezigheden tot niet veel leiden. Ze zijn niet levensnoodzakelijk, ze doden alleen tijd. Mijn vriendin heeft me langzaam doen inzien dat ik mijn tijd beter invul door met mensen om te gaan, te lachen, samen te eten of te wandelen, verjaardagen te vieren, of elkaar te troosten. De reden van het feest is niet de hoofdzaak, het is de bijeenkomst die telt. Niet voor niets bestaat het leven van mijn moeder uit bezoekjes aan haar dierbaren die ze met haar fiets aaneenrijgt. Haar verwezenlijking is mijn doel. Ondertussen leef ik het doorsneeleven zoals ik denk dat het moet geleefd worden.
Of de zon schijnt of niet, ik kruip uit mijn bedstee wanneer ze (de zon dus) opstaat. Ik eet mijn buikje vol en zit op mijn gemak, doe tussendoor mijn ding of volg de instructies van mijn baas op, maar ik laat me er wel voor betalen. Als ik de gelegenheid heb om te vrijen, doe ik het niet alleen voor de lol maar met de intentie om kindjes te verwekken, hoe ik ze ook zou opvoeden, ik zou het allicht goed proberen te doen. Ik smijt mijn verdiende geld uit ramen en deuren maar zet wat apart voor mijn oude dag, de nutteloze fase van mijn leven waarin ik reis of mijn dagen slijt in het dorpscafé. Ik leef, samen met mijn trouwe huisgenote, naar de dag toe waarop we ineens begrijpen dat de eeuwigheid enkel voor de doden is.
Mocht je je door mijn relativerende woorden – die troostend zijn bedoeld – niet meer zo lekker in je vel voelen, laat me je dan geruststellen met de gedachte dat dieren en planten veel minder opties hebben. Beesten worden gejaagd. Bomen sterven staande.
Zoek voor één keer niet de 10 verschillen maar de 10 overeenkomsten in de Apocalypse volgens Jean-Jacques Loup (1936-2015).
Waarom terreur niet verdrijven met een nestgeur, of bezweren met een goed humeur.
We vieren pa's verjaardag niet meer op 28 september. In plaats daarvan herdenken we zijn 81-jarige aanwezigheid op aarde op 9 november, zijn sterfdatum. Een sporadisch bezoek aan zijn graf is het minste wat ik kan doen. Ma zorgt zonder meer voor de grafversiering. En met een jaarmis blazen we zijn ziel weer wat leven in, voor slechts 15 euro. Ondanks alles ben ik bang dat de kinderen van de kinderen van mijn broer zich hem niet meer zullen herinneren. En ik heb er geen, dus dat helpt ons ook niet verder met zijn nagedachtenis.
Dat die mis niet in een gewone kerk werd gehouden is te danken aan ma. Ze had de happening rond 11 uur geprogrammeerd in het kerkje van Heppeneert, het bedevaartsoord waarvan ze in Hasselt of Sint-Truiden nog nooit hebben gehoord. Als mijn trouwe huisgenote niet haar oren had gespitst toen ma me zei dat de mis daar zou doorgaan, had ik aan de kerk van Kinrooi mooi staan gapen. Heppeneert ligt op een dijk waar vroeger de Maas langs stroomde. Vanaf de betonnen boord die ooit overstromingen moest voorkomen, kun je de rivier in haar diepe bedding niet meer zien.
De bijgebouwtjes op het bedevaartsterrein liet ik links liggen omdat de hitte van de negendagenkaarsen tot aan de buitendeur voelbaar was. God weet welke vieze lucht ik er zou ingeademd hebben. Het reusachtige tv-scherm boven de toegangsdeur van de kerk stond aan. Het gebouw is namelijk zo klein dat laatkomers de viering in open lucht moeten volgen. Gelukkig had ma enkele stoelen vrijgehouden, want de zitplaatsen waren bijna allemaal bezet. Mijn eerste blik op het interieur maakte duidelijk dat de kerk heel goed onderhouden is. Het plafond lijkt op een houten dak dat de kerkgangers een knus gevoel geeft. Links en rechts zijn de vele dankbetuigingen in de vorm van witte tegels op de muren aangebracht. Ik zie zelden de binnenkant van een kerk, of het moet er een zijn die historisch gezien belangrijk is. Maar het kerkje van Heppeneert sprak me onmiddellijk aan.
In de mening dat er ooit een verschijning moet zijn geweest, heb ik achteraf de bestaansreden van het oord opgezocht. Het internet leert me dat de pelgrims er Onze-Lieve-Vrouw van Rust vereren, helaas is haar beeld in 2012 teruggebracht naar Elen waar het eeuwen geleden na een overstroming van de Maas miraculeus aanspoelde.
Klokslag 10:45 begroette de pastoor ons met: jullie zijn lieve mensen. Toch een uitspraak die wenkbrauwen doet fronsen. Niet lang daarna haalde hij tijdens de preek alles uit zijn mouw. Het leek wel of hij lesgaf in een school, want hij beschouwde de kerk als zijn klaslokaal en verwachtte van ons rake antwoorden op zijn ludieke vragen. We waren aangenaam verrast toen hij zei dat het huis van God niets anders is dan een hoop stenen. De kerk, dat zijn de mensen van goede wil die samen zitten om te rusten, zei hij. Wij dus, de bouwstenen. Toevallig had ma net die zondag uitgekozen waarop de christenen de bouw van de eerste kerk vieren. In 324 maakte de Romeinse keizer Constantijn de Grote een einde aan de eeuwenlange vervolging van christenen door het christendom tot staatsgodsdienst uit te roepen; toch een mijlpaal voor gedegenereerde katholieken zoals ik.
Halfweg de mis vroeg de pastoor weer iets. Het merendeel van de bezoekers hoorde echter zijn vraag niet goed door een hoestbui van een zieke. Blijkbaar vroeg hij zich af of we ons de opdracht uit zijn preek herinnerden. Hij hoopte vurig dat iedereen ze zich in zijn oren knoopte. Als ik een mis volg beleef ik die min of meer mee, maar bidden doe ik niet. Ik zing de liedjes die ik ooit zong en proclameer de zinnen die ik vanbuiten ken. Ik ga ter communie, en ik ga niet voor het zingen de kerk uit. Geduldig wacht ik tot de pastoor zegt dat ik in vrede mag heengaan, niet eerder. Een aantal gapen kon ik ondertussen niet onderdrukken.
Toen ik samen met mijn trouwe huisgenote naar buiten slenterde, stelde ik me voor dat de pastoor ons voor de derde keer zijn blijde boodschap toeriep, met dank aan Phil Bosmans: geef mensen een pluim en ze krijgen vleugels. Ik kan pa geen pluimpjes meer geven, maar vliegen kan hij volgens mij wel. Nadien, tijdens het etentje in het Hepperhuys, heb ik zijn naam slechts éénmaal genoemd. Van Eygen Mathieu. Hij ging van tijd tot tijd graag op reis, maar hij was een echte huisman. Zijn motto was: opgeruimd staat netjes. Het huis. De tuin. Zijn hobbykamer. Ik herken mij in hem. Zijn rustige karakter, zijn gevoel voor ordelijkheid, zijn consequentie, die heb ik van hem geërfd en daar ben ik blij om. Ik heb de nonchalance van ma, maar die tem ik met de nauwgezetheid van pa.
Ik hoop dat hij onze pogingen om contact te houden op een tamelijk heldere manier gewaarwordt en enigszins blij ervaart. Mijn broer en ik zijn zijn grootste realisaties en we vinden het spijtig dat ma zijn gezelschap nu moet missen, want gedeeld geluk is dubbel geluk.
In een aflevering van de Amerikaanse tv-serie Elementary zoeken Sherlock Holmes en zijn vriendinnetje Joan Watson de moordenaar van twee wetenschappers die op het punt staan de vraag of P = NP? op te lossen. Binnen de kortste keren kan hij met behulp van zijn opmerkelijk observatievermogen en de vrouwelijke intuïtie van zijn assistente de moorden oplossen. Andere afleveringen zijn voor mij sowieso al moeilijk te volgen omdat Scherlock doordramt, maar in de deze aflevering spande hij de kroon. Mijn aandacht verslapte danig en alleen met mijn kloek bevattingsvermogen en wat geluk kon ik zijn gedachtegang volgen. Ik had nog nooit van P versus NP gehoord, maar het interesseert me heel erg omdat ik een analytische geest heb.
Mijn vriendin en ik passen grote puzzels in elkaar. Met één puzzel zijn we zo'n tweetal maanden zoet, maar als we klaar zijn, zien we onmiddellijk dat het plaatje klopt. Encryptie en decryptie van gevoelige gegevens gebeurt met geheime sleutels. Je ziet onmiddellijk of ze de code breken, maar het is een heel gepuzzel om ze te vinden. Er bestaan een heleboel gelijkaardige problemen die geen snelle oplossing hebben maar die eenmaal opgelost snel te verifiëren zijn. Dat noemen ze Non Polynomial problemen. Heel wat onderzoekers pijnigen hun hersens om een bewijs te vinden dat NP-problemen gelijk zijn aan problemen die wel binnen polynomiale tijd (sneller) op te lossen zijn, P-problemen dus. Het motief van de moordenaar in de aflevering van Elementary is de 1 miljoen dollar die je wint als je het bewijs voor die stelling vindt. Je zou voor minder achter de computer gaan zitten. Wiskundigen zetten supercomputers in om de raadsels te ontrafelen, maar ook computers hebben moeite met NP-problemen zoals: hoe bepaalt een navigatiesysteem de snelste route tussen twee punten op een wegenkaart? Wat zijn de priemfactoren van het mersennepriemgetal (2 tot de macht 57885161) – 1?
Euclides van Alexandrië, de vader van de meetkunde, stelde al rond 300 voor Christus dat je elk natuurlijk getal groter dan 1 slechts op één manier in priemfactoren kan ontbinden, als het product van een aantal priemgetallen. Tijdens mijn humaniora heb ik een spreekbeurt over priemgetallen gehouden. Het was me toen al duidelijk dat het niet zomaar getallen waren, maar veel praktisch nut zag ik er niet in. Nu begrijp ik dat ze vooral gebruikt worden bij de beveiliging van digitale informatie. Als je de sleutel niet hebt zal de moeilijke berekening van de priemfactoren je ontmoedigen.
Spontaan komt in mijn brein een moeilijke vraag boven waarvan het antwoord gemakkelijk is: waarom zijn de bananen krom? Ik had een computer nodig om dat antwoord op het internet te vinden. Als de bananen nog klein zijn, zijn ze recht. Naarmate ze groeien heeft de zwaartekracht er meer vat op en krijgen ze een kromme vorm. Ik weet het, ik wijk af, maar ik worstel al langer met nog een andere vraag: waarom worden mannen kaal? Dat is ook niet zo moeilijk als je weet dat mijn opa kaal was en dat alle ooms van moederskant ook kaal zijn, dus de genen spelen mee. Ziende mensen vragen zich af hoe blinde mensen dromen en ik kan me voorstellen dat mensen die blindgeboren zijn, zich afvragen hoe het is om te zien. We zijn hardnekkige vragenstellers. Omdat we wilden weten hoe alles in elkaar zit, zijn we zover geëvolueerd dat we onszelf nu veel moeilijkere vragen kunnen stellen. Hoe klonken de keelgeluiden van dinosauriërs? Hoe sprak de oermens?
Ik stel me veeleer vragen over de ruimte. Als ons zonnestelsel al heel groot is, hoe immens is dan niet het melkwegstelsel waarin we vertoeven? Hoe groot is de ruimte eigenlijk? Astronomen gissen ernaar, maar hun antwoorden lijken me plausibel. We kunnen vanaf de aarde de rand niet waarnemen omdat licht trager is dan de uitdijing van het heelal. Het licht aan de rand van het universum kan hier dus nooit aankomen. Vanuit de verste hoeken van het zonnestelsel kwam toevallig wel de komeet ISON een bezoekje brengen. Hoe lang heeft hij door de ruimte gesuisd om nu in het centrum van het zonnestelsel aan te komen? ISON beloofde in de maand december een spektakel te worden, maar de ijzige rotsblok heeft zijn close-encounter met de zon jammer genoeg niet helemaal overleefd. Ik zal zijn restanten in de gaten houden, tenminste als ze met het blote oog te zien zijn.
De kracht van zonne-energie mag ook een komeet niet onderschatten. Energie van de zon omzetten in elektriciteit is ingeburgerd, want veel huizen zijn al voorzien van zonnepanelen. We zullen ze lang kunnen gebruiken omdat de zon niet zo snel zal uitdoven. Andere energiebronnen zoals aardolie lijken snel op te drogen, maar de grootste warmtebron die we ter beschikking hebben is de aarde zelf. Negenennegentig procent van onze wereld is heter dan 1000 graden. De temperatuur van slechts 0,1 procent ligt onder 100 graden. De aardwarmte is dus dé energie van de toekomst, want zij heeft geen schadelijke neveneffecten en is onuitputtelijk. Als we een manier vinden om die hitte overal te kanaliseren zijn we gered.
Volgens mij is het niet zo belangrijk of P nu gelijk aan NP is of niet. Veel interessanter is het leven op aarde dat ik als B versus NB wil voorstellen. Misschien was William Shakespeare depressief toen hij rond 1600 zijn protagonist Hamlet de versregel to Be, or Not to Be in de mond legde. Dat citaat is van alle tijden. Kies je het onheil te ondergaan of staak je de strijd door jezelf te doden? Ik weet het wel zeker. Be.
Ik hou niet van kersttoestanden. Mijn vriendin daarentegen is niet te stuiten in haar zoektocht naar presentjes voor haar nichtjes. Ze struint alle kerstmarkten van België af, alleen maar om te kunnen genieten van hun glimlach wanneer de kinderen hun pakjes openen. En ik moet zeggen dat ik daar ook wel van wegsmelt.
Na de kalkoen, kroketten en met veenbessen versierde appels uit de oven begon eindelijk het pakjeshoofdstuk van de kerstavond. Dat zou meerdere uren in beslag nemen, als je weet dat er onder de kerstboom dit jaar 53 cadeautjes lagen; een ratjetoe van kleine en grote pakjes in druk cadeaupapier en strikjes in alle kleuren van de regenboog. Alleen al de aanblik van mijn opgetogen mieke wekte me op.
Echter, nog aan tafel zittend richtte het jongste nichtje van zes zich tot haar tante en verraste ons allemaal. Een beetje verlegen en twijfelend of ze met haar vraag een geheimpje zou verklappen, vroeg ze: zou je een pastakoker een leuk cadeau vinden? Onze reactie maakte haar terstond duidelijk dat het voor haar tante niet meer moeilijk was om te raden welk cadeautje ze kon verwachten. Het was een van de anekdotes die de avond zo leuk maakte. We maakten plezier en waren blij samen te zijn.
Ik had een maand eerder een gipsen olifant uit de Elephantstore gekocht, als steun voor de olifanten die dreigen uit te sterven. In de Artbox zaten enkele verfborstels en potjes acrylverf met basiskleuren zodat ik de kunst van het mengen kon bedrijven. Het was een werkje van lange adem. Bij de plechtige overhandiging op kerstavond was mijn trouwe huisgenote in de wolken, alleen de smiley die een foutje moest verdoezelen, vond ze minder geslaagd.
Een smiley is normaal geel met zwarte oogjes en mond, de mijne was net omgekeerd. Het is mogelijk dat ik onbewust mijn pessimisme over mijn wereld in het kunstwerkje heb willen leggen. Pa zaliger was in zijn oude dag een somberman en ik compenseerde dat altijd door blijmoedig te zijn. Het kan goed zijn dat mijn pa in zijn jonge jaren veel opgewekter was. Nu ik de vijftig gepasseerd ben, moet ik helaas constateren dat mijn positieve kijk op het wereldgebeuren danig aan het veranderen is. Stef Bos maakte er een liedje van en zong: oh papa, ik lijk steeds meer op jou.
Ik volg geen nieuws meer en daarom gaan de heersende doemscenario's aan mij voorbij. Maar wees gerust. De overgang van oud naar nieuw jaar kan zonder problemen doorgaan. Het tijdperk dat de Maya's in hun kalender al vanaf 3114 v.Chr. hebben vastgelegd is voorbij; voor wie de indeling kent is dat het dertiende baktun volgens de lange telling. De era van de oude wereld is daarmee afgesloten.
Het was wellicht niet de bedoeling van de Maya's ons de stuipen op het lijf te jagen. Je zou het kunnen vergelijken met het jaar 2000 dat voor een groot deel van de mensheid een berekend risico inhield omdat niet alle computers voorbereid waren op dat ronde jaartal. Ik was destijds programmeur in een bank en die schonk me een grote premie om ervoor te zorgen dat alle programma's op tijd aangepast zouden zijn. We vreesden dat de saldi op de rekeningen van de klanten rare sprongen zouden maken, maar het was slechts een storm in een glas water.
Nieuwjaar is een virtueel punt in de tijd en blijft dat voor eeuwig. Tijd bestaat trouwens niet. Het is iets wat de mens zich in het hoofdje heeft gestoken om het overzicht te bewaren over verleden, heden en toekomst, of zoals je wil over de seizoenen, want de vroege mens hield zich voornamelijk bezig met overleven en dus was het heel belangrijk wat de pot schafte. Voor sommige moderne mensen is het leven nog steeds een strijd, maar de meesten boeren aardig en consumeren naar hartelust.
Een nieuw tijdperk kan beginnen. De mens zal eindelijk tot inkeer komen en beseffen dat hij van het rechte pad is afgeweken. We moeten onszelf hoognodig bijsturen. Maar waarmee moeten we beginnen? Toleranter zijn tegenover andere volkeren? Beter communiceren ondanks de vele communicatiemiddellen die we ter beschikking hebben?
Ik probeer momenteel veel vrienden te maken op Facebook. Dat zal nog beter gaan met de tablet die ik van mijn trouwe huisgenote als kerstgeschenk heb gekregen. Mijn doel is alle vrienden van vrienden van vrienden op de hoogte stellen van het bestaan van mijn website. Door mijn boeken te verkopen tracht ik, naast het betalen van mijn onkosten, mensen te laten inzien hoe ze beter leven, zonder te beweren dat ik de ideale mens ben. Verre van, vraag dat maar aan mijn trouwe huisgenote, maar ik benader hem wel, al zeg ik het zelf. Als ze mijn boeken dan ook nog vertalen, kan ik de hele wereld bereiken.
Elk mens moet de grote verandering ondersteunen. Alle kleine beetjes maken een grote verbetering. Ik zal beginnen met vrede te sluiten met een van mijn buren. De goede man eist dat ik de boom rooi die op minder dan 2 meter van zijn erfgrens staat. Na 15 jaar groei zou dat zonde zijn. De boom moet blijven, want zo lever ik een grotere bijdrage aan zuurstof, een belangrijk bestanddeel dat deze planeet leefbaar maakt. Dus ik heb mijn buurman beloofd onze treurwilg op gepaste tijden te snoeien zodat hij geen last heeft van vallende bladeren.
Niet getreurd, de jaarwisseling is normaal een tijd van vorst en gladde wegen, maar na veertien dagen regen lijkt het wel alsof de zondvloed eraankomt. Ik hoor het al op het nieuws: de winters in België zijn niet meer wat ze zijn geweest. De statistieken spreken boekdelen. De aarde warmt op en als we hem niet gauw afkoelen, zullen de weergoden pas echt nukkig en wispelturig worden. Jullie zullen me vierkant uitlachen. Ik ben echter zo vrij een 2013 op wieltjes te voorspellen. Optimist tot in de kist.
Terwijl een heleboel Sinterklazen zich met stramme spieren op hun schimmels hijsen, geholpen door hun zwarte pieten, denk ik aan die andere goedzakken die het einde van de sombere decembermaand komen opvrolijken: de kerstmannen. De wereld is nog steeds in de ban van beide heerschappen. De kinderen hoef je niet te vragen wat ze ervan denken, want zij zijn gewiekst genoeg om te doen alsof ze de echte goede-mannen nog niet kennen. En de ouders en grootouders breken zich het hoofd over wat ze die pagadders dit jaar weer moeten kopen, want ze hebben al alles.
De olie dreigt op te raken en de elektriciteit wordt te duur. Misschien elementen die de kopers doen terugdeinzen? Vergeet het. Bankiers doen alsof ze stevig in hun schoenen staan en geven gul krediet zodat consumeren in de lift blijft zitten, maar de meesten vergeten door al dat gedoe de ware boodschap van kerstmis. Laat ik jullie daarom herinneren aan die andere brave borst die de wereld een dikke 2000 jaar geleden op zijn kop heeft gezet.
Stel je voor dat jezeke op het punt staat geboren te worden. Zijn mama en papa zijn op reis naar Bethlehem en het koppel is in hun nopjes omdat een komeet hen de weg wijst, een soort ouderwetse Tomtom zou ik het kunnen noemen. Het is een leuk ding, maar nu en dan – liever: hier en daar – vraag je je af of je niet beter je eigen weg uitstippelt dan dat aan een ander of een machine over te laten. Dat terzijde, want wat belangrijker is, is dat Jezus Christus wederom naar de aarde terugkeert om de zonden van de goddelozen weg te nemen.
Als goddeloos: aan geen god gelovend betekent, ben ik inderdaad een heiden en moet ik me bij die geviseerde groep rekenen. Dan zal ik de Weg moeten volgen om vergiffenis te krijgen. Jezus zal me op mijn fouten wijzen in de hoop me te verlossen van het kwaad, pas dan zal ik eeuwig kunnen leven. Zo staat het geschreven.
Iets dat opgeschreven is, is waar. Alle schrijvers die ooit iets neerpenden zullen zeggen dat ze genoeg research hebben gedaan om hun bevindingen te kunnen staven. Zo werkt dat nu nog. Een journalist controleert zijn bronnen, toch? Maar kranten zijn geen boeken. En boeken hoeven niet helemaal waar te zijn. Ik heb 16 boeken geschreven en niemand zal me zeggen dat ik een leugenaar ben.
Maar wat is de bijbel dan? Een bestseller, in elk geval. Een wetenschappelijk werk waarvan je verwacht dat de theorie die ze behandelt waar is? Een doodgewoon boek dat van lezen een aangenaam tijdverdrijf maakt? Waarom laten zoveel mensen zich leiden door een heilig boek of hun idolen God, Allah of JWHW?
Ik ben katholiek opgevoed maar ik bezoek liever een kerk als toerist dan als devote pelgrim. Net als ik bewandelen de niet praktizerende katholieken een meer lucratieve weg. God in de lage landen is dood. Maar waarom dragen ze God op handen in minderbedeelde landen? Waarom is er zoveel strijd tussen arm en rijk? Is de god van de moderne communicatietechnieken de onheilbrenger? Is het internet een riool van spreekbuizen?
Wees ervan overtuigd: goed en kwaad bestaan niet. Er is enkel het woord. Het was er in den beginne en het zal er altijd zijn. Het Woord is Jezus, de speelpop van God. In mijn tuin staat een gipsen versie van Jezus die ik op de rommelmarkt voor 10 euro heb gekocht. Helaas heeft de zure regen er een kleurloze figuur van gemaakt. Alleen zijn opgeheven rechterhandje, in een zegenend gebaar, is wonderbaarlijk onaangetast gebleven. Als dat geen goed teken is.
© EYGEN-BOEKEN.be
Online sinds 25/05/2012
Alle rechten voorbehouden
Versie 12.08
Page update 25/07/2024