Kris' gedichten van mei
Terwijl de wereld doordraait,
ooo-vér-al oorlogen uitbreken,
heb ik er vertrouwen in,
over de juiste manier van leven.
Terwijl ik de dingen doe,
gestaag aan mijn bestaan voortbouw,
kan ik mijn geluk niet op
als mijn huisgenoot me roept met ’miauw’.
Terwijl we soms pijn hebben
maar tevens de liefde belijden
zit het nu, hoewel grijs, erg snor
met ons verbond om elkaars eelt te vijlen.
‘s Mens verloren zielen zullen verbleken
wanneer zon, aarde en maan opbranden,
en dan fluistert de dood hen in het oor:
weet je, enkel ik duur door.
De dood beent mensen uit als een slachter,
laat overal hompen braadvlees achter,
en met de tippen van zijn tenen
stampt hij hen uit het leven.
Zalig zijn zij die de dood niet vrezen,
die met bezieling hun zwanenzang dichten
en al kussend afscheid nemen
zonder een wonder te vragen.
Geïnspireerd door Adieu van het album Zeit door Rammstein
Laat me maar over jou zalig dagdromen,
drup voor drup zal in je oog terechtkomen,
zonder huwelijk zijn we vijftien jaar trouw
want jij bent de vriend die ik wil zijn voor jou.
Laat me maar in mijn brainstorm uitwaaien
en lievevrouwbloemen voor je zaaien,
als tante ben je uiterst bijdehand
maar ook voor mij een altijddurende bijstand.
Laat me maar met je spelen als een kitten,
dan jump ik bungee tot aan je lippen,
de grond onder mij lijkt wel vulkanisch,
ik word van jou zowaar erodynamisch.
Vader was begaan met bloemen en bijen,
aan zijn zij moeder die zijn passie deelde.
Samen schatten ze de weerpraatjes naar waarde,
genoten van hun tuin en zijn natuurverschijnselen.
Op elke verjaardag van vader en moeder
vroegen ze vergeving om hun liefde te belijden.
Zo dankbaar waren ze voor de bonte jaargetijden
onder de vleugels van de grote hoeder.
Als we op 2 mei twintig zes het ja-woord hadden gegeven,
dan waren we nu veertien jaar getrouwd geweest.
En als de wereld niet voor dat vieze virus zat te beven,
hadden we in twintig twintig gegarandeerd gefeest.
Al maanden zitten we op ons liefdeseilandje te zuchten
en koken we ons eigen potje elke dag als bezeten gekken.
We vragen ons af: wanneer mogen we wegvluchten
naar bezienswaardige oorden en godvergeten plekken?
Ellendige poetsmanieren hebben ons steevast geleerd
dat we moeten nadenken over toekomstige levensdoelen.
Maar wij gaan door en zijn uitermate gemotiveerd
want er gaat niets boven wat wij voor elkaar voelen.
Bemoeizieke regering buigt zich gretig en praatgraag
over mensen die vitten.
Denken doe ik veel te traag,
voel in mij een omkering: alles grondig omspitten.
Och God toch, beknot door mensenmacht.
De goeie ouwe oertijd zit in mij vastgebakken,
voel me een mens met godsspraak,
kan ten volle fikfakken,
tel hoeveel koppen ik splijt, met weinig kans op weerwraak.
Goedendag, de brute natuurkracht.
Surf zorgeloos vanuit je waterbed
en deel roemrijke citaten op het web.
Ga onlaain, klik hartig het mijn en dijn
en door elkaar te laaiken komen we op één lijn.
Slurp,
lurk.
Burp,
snurk.
Een kind gooit een steen
om hem te laten ketsen, maar hij zinkt meteen.
Om zijn tijd te doden doet opa dat na
en de steen wipt, o-lala.
Kind noch opa zijnde misdraag ik mij als volwassene,
heb spijt van gemiste kansen
en doe het beste
om mooie herinneringen aaneen te flansen.
Leve de betrekkingen, het pleit is beslecht,
stop donquichotterie,
doe niets ondoordachts, buiten echt
relatie.
De koude wind plaatst me in de poolvlakte
en een rauwe kreet krijgt gestalte
in een draak
die ruikt naar drek.
Het schelle geluid van een haan die kraait
transporteert me naar een andere tijd
en ik keel alsof iets me openrijt,
nee, iemand die me van de weg maait.
Het gelui van de kerktorenklok
werpt me languit in een mooi vergezicht
en ik merk hoe de bermlamp de natuur oplicht,
terwijl de wereld kiemt tot in de nok.
Jaar na jaar maken wij
ons nestje klaar
als een getrouwd paar,
als vogels in mei.
Nu en dan zijn wij
gefrustreerd of machteloos,
al dra niet meer boos
en leggen een groot paasei.
Mijn koningin van de nacht
breekt pas 's middags door,
beschijnt mij vanachter en vanvoor,
werpt alle negen en geeft acht.
Als ik moest kiezen uit twee kattige poesjes, zes rondborstige roodborstjes,
negen fokkende konijntjes en twaalf bokkende geitjes
zou ik zonder twijfel passen.
Ik zou gaan voor niet minder dan
zeven jaren met jou overwinteren
en wachten op de lente.
© EYGEN-BOEKEN.be
Online sinds 25/05/2012
Alle rechten voorbehouden
Versie 12.08
Page update 16/07/2024